Gunningscriteria

In de beslissing om de opdracht definitief toe te kennen, kunnen milieuoverwegingen zeer zwaar doorwegen. De Belgische wet op de overheidsopdrachten maakt expliciet melding van deze mogelijkheid. 

Een aanbestedende overheid kan – in functie van de gekozen aanbestedingsvorm – ofwel beslissen de opdracht toe te wijzen aan de inschrijver met de laagste prijs, ofwel aan de inschrijver die het beste evenwicht tussen prijs en kwaliteit aanbiedt. Onder kwaliteit worden diverse aspecten verstaan. De gunningcriteria kunnen uitdrukkelijk verband houden met de milieukenmerken.

De principiële mogelijkheid om milieuoverwegingen als gunningscriterium te hanteren, is opnieuw aan voorwaarden onderworpen. Europese rechtspraak heeft deze voorwaarden scherp gesteld :

  • De milieu-gerelateerde gunningscriteria dienen verband te houden met het voorwerp van de opdracht;
  • Ze mogen geen onbeperkte keuzevrijheid openlaten voor de aanbestedende overheid (wat impliceert dat ze specifiek en objectief meetbaar moeten zijn – het moet mogelijk zijn een objectief waardeoordeel te maken en de offertes op die basis te vergelijken);
  • Ze dienen uitdrukkelijk vermeld te worden in de aankondiging en het bestek;
  • Ze dienen in overeenstemming te zijn met de grondbeginselen van het EU-recht (met name de beginselen van non-discriminatie, wederzijdse erkenning, transparantie en proportionaliteit).

Er kunnen diverse voorbeelden van criteria gegeven worden die rekening houden met milieu-overwegingen:

  • Energieverbruik
  • Waterverbruik
  • Emissiebeperking
  • Levenscycluskosten
  • De mate waarin gebruik wordt gemaakt van energie uit hernieuwbare bronnen

Hoewel we dienaangaande niet meteen expliciete aanwijzingen hebben teruggevonden, lijkt het ons dat ook rekening kan gehouden worden met het aandeel hoogwaardige toepassingen/producten die resulteren uit een bepaald procedé, zoals bijvoorbeeld eiwitten en vezels. Veel van de voorbeelden die ook de EC geeft, wijzen er immers op dat gunstige bijeffecten van een procedé in de zin van gereduceerd verbruik van water/energie of beperking van emissies toelaatbaar zijn als gunningcriterium. Ook deze aspecten zijn niet zonder meer inherent aan het voorwerp van de opdracht maar houden er wel voldoende mee verband omdat zij er een zijeffect van zijn; het lijkt ons dan ook verdedigbaar dat men kan rekening houden met de voorstellen van de inschrijvers inzake nuttig hergebruik van bepaalde eindresultaten van een procedé. Mogelijk kan dit ook financieel verrekend worden, in de mate de financiële baten van die eindproducten toekomen aan de overheid dan wel de kost van het procedé kunnen drukken. Wel zal steeds een goede verantwoording moeten bestaan van de juiste omschrijving van het criterium en de daarin impliciet gestelde eisen. Zo zou bijvoorbeeld een criterium dat peilt naar het aantal soorten herbruikproducten dat gerecupereerd wordt onder druk kunnen komen te staan indien er geen enkele goede reden is waarom het “aantal” soorten relevant zou zijn en niet eerder de verhoudingsgewijze totale recuperatie relevant is ongeacht de soort.

Gegeven de voornoemde voorwaarden is er dus wederom nood aan een case by case beoordeling.

Moeilijk te beoordelen in bepaalde gevallen is ongetwijfeld de mate waarin de (milieudoelstellingen die hun uitdrukking vinden in de) gunningcriteria nog een relevant verband houden met het voorwerp van de opdracht. Het is duidelijk dat niet vereist is dat het milieucriterium een economisch voordeel moet opleveren en dat de Europese instanties zich ervan bewust zijn dat beleidsoverwegingen inzake milieu moeten kunnen spelen in het kader van de beoordeling van de waarde van een voorstel zonder dat het daarom “economisch” of technisch zou gaan om een beter product of betere dienstverlening, maar de grenzen hiervan zijn nog niet duidelijk.

Het loutere gegeven dat de milieuoverwegingen zeer zwaar doorwegen in de beoordeling van de overheid en aldus slechts een kleinere groep inschrijvers goede voorstellen kan doen, is als zodanig evenwel geen bezwaar . Belangrijker is dat de criteria pertinent zijn in het licht van de opdracht en voldoende precies zijn. Aandacht moet zeker besteed worden aan de wijze waarop men de voorstellen van de inschrijvers zal kunnen beoordelen op waarachtigheid: zeker indien men concrete cijfers vraagt aan de inschrijvers, moet een en ander ook voldoende verifieerbaar zijn. Zo bijvoorbeeld zal men enigszins moeten kunnen verifiëren in welke mate de inschrijvers daadwerkelijk elektriciteit geproduceerd uit hernieuwbare bronnen zullen leveren indien men dit hanteert als een gunningcriterium.

Indien al mag worden aangenomen dat een gunningcriterium dat rekening houdt met de recuperatiemogelijkheden van nuttige stoffen uit een procedé kan gehanteerd worden, dan zal men ook moeten aangeven hoe dit gemeten wordt en moet men erover waken om de nodige verificatie te kunnen uitvoeren van de door de inschrijvers vooropgestelde voorstellen.

Er is tenslotte ook op te merken dat bepaalde gunningcriteria en technische specificaties op elkaar kunnen inspelen. Zo kan enerzijds geëist worden dat de CO2-uitstoot maximum “x” mag bedragen, waarnaast men een gunningcriterium voorziet dat peilt naar de mate waarin de uitstoot minder zal zijn dan de maximum-uitstoot. Zeker indien de markt nog niet geheel klaar is voor bepaalde strenge eisen, kan dit een manier zijn om innovatieve ondernemingen met milieuvriendelijke procedés te stimuleren zonder evenwel de mededinging voor het overige te sterk te beperken.