8.4.1 Nederlandse situatie

‘Duurzaam aanbesteden’ is nu al een algemene beleidsregel voor de Nederlandse landelijke overheid. De Nederlandse gemeenten hebben dat ook als beleid opgepakt.

De aanpak, en met name de criteria die daarbij gehanteerd worden, zijn te vinden op de website van AgentschapNL.

Zie verder ook volgende twee webpagina’s:

De criteria die daar worden aangegeven zijn een minimum die als huidig beleid gelden. Een overheid, zoals een gemeente, die op een specifiek terrein eigen verdergaande ambities heeft, kan die aanscherpen. 
 
In het kader van het ECP project is door het adviesbureau MWH daartoe een handleiding ontwikkeld voor de Nederlandse cases om stapsgewijs in kaart te brengen wat nodig is om extra randvoorwaarden, specifiek duurzaam c.q. optimale benutting van biomassa, bij een aanbesteding te kunnen stellen. Er zijn vier zaken die dan in bijzondere aandacht vragen:
  1. Het specifiek (extra) doel / de ambitie dat men heeft bij het aanbesteden moet duidelijk worden geformuleerd. Dit kan puur duurzaamheid c.q. maximale (fossiel) C vervanging zijn. Men kan de richting/vorm ook specifieker maken. Zoals in het voorbeeld Breda waar men maximaal inzet op stadsverwarming op basis van biomassa. In Moerdijk ambieert men de productie van hoogwaardige componenten, zoals eiwit ter vervanging van geïmporteerde sojaeiwitten voor veevoer.
  2. De wijze waarop men dat zal beoordelen en welke zwaarte dat heeft ten opzichte van andere aspecten waarop beoordeeld wordt, zoals de prijs.
  3. Interne consensus over bovenstaande zaken. Er zijn intern verschillende afdelingen en partijen bij betrokken die vaak op basis van andere criteria zullen oordelen, en ook zelf beoordeeld zullen worden, zoals een inkoopafdeling tegenover een milieuafdeling. 
  4. Monitoring tijdens de uitvoering van het contract en een bonus/malus regeling als de toegezegde prestatie meer of minder is, met ook daar een helder beoordelingscriterium.  
Het genoemde aspect ‘interne consensus’ vraagt feitelijk om ‘politieke’ sturing en besluitvorming, waarbij de consequenties duidelijk moeten zijn. Veelal wordt aangenomen dat ‘duurzaamheid’ tot kostentoename zal leiden wat zeker spanningen zal oproepen. Eén van de gevolgen van geïntegreerde verwerkingsprocessen is echter in het algemeen dat kosten dalen en opbrengsten stijgen. Een verwerker zou het dus goedkoper moeten kunnen doen. Dat is echter bij alle partijen niet altijd direct duidelijk en ook niet direct het geval omdat er waarschijnlijk bijkomende investeringen voor gedaan moeten worden. Ondanks de toekomstige winst zal ‘de markt’ er zeker niet direct enthousiast op inspelen.
 
De ‘bonus/malus regeling’ sluit deels op dat laatste aan. Vanwege het ‘nieuwe karakter van meer geïntegreerde verwerking’ zal een bedrijf voorzichtig en conservatief de te halen optimalisatie inschatten. Ook de techniek zal zich in de loop van een contractperiode verder ontwikkelen. Om de implementatie van steeds betere technieken en aanpakken te stimuleren, moet daar al direct een voordeel inzitten. In een volgende aanbestedingsfase kan daarop worden voortgebouwd en is het niveau waarop ‘de stand der techniek’ beoordeeld kan worden, weer hoger. Dan zullen ook alle bedrijven moeten investeren om ook reëel te kunnen inschrijven.
 
De relevante projectdocumenten voor de Nederlandse aanbestedingssituatie zijn: