De voornaamste principes waartegen het gebruik van milieuvoorwaarden of –criteria moet afgewogen worden, zijn:
- de prijs-kwaliteitverhouding die geldt als uitgangspunt van de inmededingingstelling in het kader van een overheidsopdracht, m.n. het beginsel van de “economisch meest voordelige inschrijving”;
- de zorg voor een voldoende mededinging en in het bijzonder het beginsel van non-discriminatie, gelijkheidsbeginsel, de transparantieplicht en de evenredigheid.
Hoewel milieu-gerelateerde voorwaarden en criteria dus in principe aanvaard worden, durft de praktische toepassing nog problemen te stellen. Volgende algemene krijtlijnen dienen in acht genomen te worden:
- de eisen of criteria moeten op de ene of de andere manier nog voldoende verband houden met het voorwerp van de opdracht en dus relevant zijn om het beste voorstel te achterhalen, met dien verstande dat dus wel degelijk rekening kan gehouden worden met het milieubeleid van het bestuur via diens visie inzake de eigenschappen of milieu-effecten van een bepaald product of procédé;
- de eisen of criteria mogen niet-discriminerend zijn en ze moeten transparant en duidelijk zijn vooropgesteld, waarbij erover moet gewaakt worden dat de verstrekte gegevens in de offertes ook afdoende meetbaar en objectief zijn;
- de eisen of criteria moeten ook redelijk zijn en daadwerkelijk kunnen bijdragen tot de beoogde milieudoelstellingen.
Als uitgangspunt geldt ook dat eisen die louter betrekking hebben op de milieuvriendelijkheid van de onderneming als zodanig (zoals management, globaal energieverbruik en ratio hernieuwbare energie) niet evident in aanmerking kunnen genomen worden omdat er geen verband is met de dienst of het product dat de aanbestedende overheid wenst aan te kopen of zelfs met het vermogen van de onderneming om die dienst of product te leveren. Wel kan gepeild worden naar de mogelijkheden en het vermogen van de kandidaat-opdrachtnemer om milieubeheermaatregelen toe te passen bij de uitvoering van de opdracht zelf.