Er bestaan twee vormen van selectiecriteria. De eerste vorm leidt – negatief – tot een uitsluiting van een inschrijver (uitsluitingscriteria). De tweede vorm leidt – positief – tot een keuze voor een inschrijver (geschiktheidscriteria).
Uitsluitingscriteria
Op het vlak van de uitsluitingscriteria zijn de mogelijkheden beperkt. Het is mogelijk een inschrijver uit te sluiten wegens overtreding van milieuwetgeving in de mate dit dan een ernstige beroepsfout zou inhouden.
Geschiktheidcriteria
Op het vlak van de geschiktheidscriteria kunnen milieu-gerelateerde overwegingen echter een belangrijke rol spelen, met dien verstande dat men niet zonder meer mag nagaan of een bepaalde onderneming “milieuvriendelijk” is. Recent nog oordeelde het Hof van Justitie dat niet zonder meer kan geëist worden dat ondernemingen “duurzaam inkopen” en “maatschappelijk verantwoord ondernemen”, met name in het bepalen van de technische geschiktheid van de inschrijver. Zo kan de aanbestedende overheid bijvoorbeeld specifieke beroepskwalificaties van de inschrijver vragen en via referenties van eerdere opdrachten vragen naar de ervaringen van de inschrijvers. In het geval van het ECP project kan dus als voorwaarde gesteld worden dat de inschrijver al ervaring heeft opgedaan in gelijkaardige projecten. De aanwezigheid van de nodige technische of onderzoeksfaciliteiten kan een andere voorwaarde zijn. In bepaalde opdrachten kan ook gevraagd worden naar de beroepskwalificaties van het personeel en de passende opleiding ervan in het licht van de opdracht (bijvoorbeeld indien er gewerkt moet worden met gevaarlijke producten).
De wetgeving overheidsopdrachten laat verder uitdrukkelijk toe dat in bepaalde gevallen milieubeheersystemen kunnen gehanteerd worden voor zover deze relevant zijn in het licht van het voorwerp van de opdracht. EMAS-certificaten kunnen dan dienen als bewijsmiddel van het gegeven dat het bedrijf in staat is om beheermaatregelen toe te passen.
Algemeen en dus ook inzake de selectie-eisen moet rekening gehouden worden met de spanning tussen milieu-gerelateerde voorwaarden en de vereisten die het EU recht stelt. De verhouding tussen de milieu-gerelateerde voorwaarden en de daaruit resulterende belemmering van het vrij verkeer en de vrije mededinging dient proportioneel te zijn. Daarbij moet er vooral ook over gewaakt worden in afdoende mate “vergelijkbare” opdrachten in rekening te brengen en niet louter te vragen naar quasi identieke opdrachten hetgeen de mededinging al te sterk zou beperken. Bij specifieke “eisen” inzake bekwaamheid van personeel (bijvoorbeeld vertrouwdheid van het personeel met en eventuele opleidingen inzake bermbeheer met het oog op respect voor biodiversiteit en een optimale inzameling van de biomassa met het oog op de verwerking ervan) zou dit – zeker in een beginstadium waarin nog niet veel ondernemingen ervaring terzake zouden hebben – delicaat kunnen zijn indien de mededinging daardoor te sterk wordt beperkt. Veel hangt dus in de realiteit ook samen met de motivering van de maatregel in het licht van enerzijds de doeltreffendheid in het licht van het voorwerp van de opdracht en anderzijds de impact op de mededinging.