Kaderrichtlijn Afvalstoffen

Europese wetgeving inzake afvalstoffen is op een gelijkaardige manier van toepassing.  Volgens de Kaderrichtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen is afval “elke stof of elk voorwerp waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen” (art. 3(1)). Afval mag daarbij niet restrictief worden geïnterpreteerd.  Gelet op het feit dat de tuinders/gemeenten zich van de biomassa wensen te ontdoen, dient biomassa o.i. als afval in de zin van de Kaderrichtlijn te worden bestempeld. 

Afval kan evenwel opnieuw tot grondstof verworden (art. 6 einde-afvalfase) en dus opnieuw buiten het toepassingsgebied van de Kaderrichtlijn vallen. Dat is het geval wanneer de stof een behandeling voor nuttige toepassing, zoals een recyclingsbehandeling, heeft ondergaan, en wanneer de stof voldoet aan specifieke criteria die opgesteld moeten worden onder de volgende voorwaarden: a) de stof gebruikelijk wordt toegepast voor specifieke doelen; b) er is een markt voor of vraag naar de stof of het voorwerp; c) de stof of het voorwerp voldoet aan de technische voorschriften voor de specifieke doelen en aan de voor producten geldende wetgeving en normen; en d) het gebruik van de stof of het voorwerp heeft over het geheel genomen geen ongunstige effecten voor het milieu of de menselijke gezondheid. De vereisten hiervoor lijken echter eerder streng.  
 
Met name houdt de Kaderrichtlijn Afvalstoffen een mogelijkheid tot in- en/of uitvoerbeperking van de afvalstoffen in (art. 16 Kaderrichtlijn) . Dit kan met zich meebrengen dat Energieconversieparken die zich op een Lidstatelijke/Gewestelijke grens bevinden (bv. België-Nederland) hinder kunnen ondervinden van dergelijke in- en/of uitvoerbeperking. Men denke bijvoorbeeld aan de case Lommel waar met een straal van 30 km werd rekening gehouden voor de aanvoer van biomassa.  
 
Eventuele in- of uitvoerbeperkingen zullen slechts toepassing vinden indien het zelfvoorzieningsprincipe (art. 16) toepassing vindt. Voor de toepassing van dit principe is het begrip ‘Gemengd Stedelijk Afval’ cruciaal. Dit begrip wordt echter niet in de Kaderrichtlijn gedefinieerd, waardoor men dient terug te vallen op Lidstatelijke definities. In het Materialendecreet  wordt het gedefinieerd als “huishoudelijk afval, alsmede bedrijfs-, industrieel en institutioneel afval dat qua aard en samenstelling te vergelijken is met huishoudelijk afval, behoudens de in bijlage van beschikking 2000/532/EG onder 20 01 genoemde fracties die afzonderlijk aan de bron worden ingezameld, en de onder 20 02 van die bijlage genoemde andere afvalstoffen” (art. 3.11°). GFT-afval dat valt onder fractie 20 02 01 van beschikking 2000/532/EG is aldus geen Gemengd Stedelijk Afval. Op dergelijk type afval kan het zelfvoorzieningsprincipe aldus geen toepassing vinden. Voor andere vormen van biomassa kan het zelfvoorzieningsprincipe en de gerelateerde in- of uitvoerbeperking eventueel wel spelen. Tot slot wijzen we er op dat de in- en uitvoerbeperkingen optioneel zijn voor de Lidstaten/Gewesten. O.i. is de kans aldus eerder klein dat biomassa door een dergelijke in- of uitvoerbeperking zou worden getroffen.