Toepasselijkheid Gaswet

De Gaswet legt logischerwijze geen verplichtingen op aangaande stoom en warmte, en bijgevolg evenmin aangaande een stoom- of warmtenet.

Gas wordt overeenkomstig de Gaswet gedefinieerd als elke brandstof die gasvormig is bij een temperatuur van 15 graden Celsius en onder een absolute druk van 1,01325 bar. Dergelijke gassen ressorteren onder het toepassingsgebied van de Gaswet (art. 1, 1°). Voor wat betreft biogas, stelt de Gaswet expliciet dat dit in beginsel  aan hetzelfde regime is onderworpen als aardgas voor de toepassing van de Gaswet (art. 2, §4). Ook andere brandstoffen kunnen aan de gehele toepassing van de Gaswet onderhevig zijn, indien ze voldoen aan de definitie van art. 1, 1°. Zoniet zal de Gaswet slechts gedeeltelijk van toepassing zijn en zal slechts een vergunning voor de aanleg van de leiding noodzakelijk zijn (bv. waterstof of aardolie).
Voor wat biogas betreft, moeten we in beginsel uitgaan van een integrale toepassing van de Gaswet. Toch zal de Gaswet slechts volledig toepassing vinden voor leveringen van gas ter bevoorrading van distributieondernemingen , of van eindafnemers van wie de aardgasafname aan iedere aansluiting bestendig minimum één miljoen m³ per jaar bedraagt (art. 2).
 
Er dient opgemerkt te worden dat voor de bouw en exploitatie van een gasleiding/gasnet een vervoersvergunning noodzakelijk is (art. 3-4 Gaswet). Deze vervoersvergunning wordt individueel verleend door de bevoegde federale minister. De criteria voor de toekenning van een vervoersvergunning zijn a) de veiligheid en de bedrijfszekerheid van het net/de leidingen, b) de professionele betrouwbaarheid en ervaring van de aanvrager, zijn technische en financiële capaciteit, en de kwaliteit van zijn organisatie, c) de interconnectie van het net, alsook het onderhoud en de verbetering van de interoperabiliteit van netten, en d) de openbare dienstverplichtingen.