2.2.3 Toepassing

Bij de vijf ECP-cases zijn verschillende manieren van inventarisatie toegepast.

Voor de cases Breda en Moerdijk (tussenrapport biomassa inventarisatie) is in eerste instantie gezocht naar samenwerking met bestaande inzamelaars en verwerkers. Daarom is veel aandacht gegaan naar inventarisatie van op het gebied van biomassaverwerking van reeds actieve partijen en is een enquête naar bedrijven, gemeenten en andere relevante partijen (zoals waterschappen) uitgegaan. Onder meer vanwege een beperkte respons, is uiteindelijk besloten een breder perspectief te kiezen en is meer naar de statistiek gekeken (zoals GFT per inwoner en snoeihout per oppervlakte) en is deels gerekend met potentiële opbrengsten.

Binnen de case Sluiskil is in eerste instantie ook uitgegaan van samenwerking met aanwezige partijen en is gerekend met hun cijfers. Later is deze informatie aangevuld met andere reststromen die in de regio beschikbaar zijn. Bijzonder van de case Sluiskil is dat de aanwezige partijen ook biomassa van (veel) verder weg aanvoeren. Historische ontwikkeling van dit gebied en de goede logistiek positie aan een zeehaven zijn hiervoor de belangrijkste redenen.

In het onderzoek naar het potentieel voor de case Beerse-Merksplas (deelrapport biomassa inventarisatie) is vooral geënquêteerd, per email en via directe benadering (interviews). Startpunt zijn de hoeveelheden geweest van een grote partner, die biomassa uit de omgeving inzamelt. Daarnaast is gekeken wat er bijkomend ter beschikking zou kunnen zijn en of het mogelijk interessant is dat ook naar het geplande ECP te halen. Via de enquêtering en de interviews werden ook bijkomende parameters bevraagd.

Voor de casus Lommel (Hs4 geeft biomassa inventarisatie) is in belangrijke mate gekeken naar reststromen uit bosbeheer in de regio rond Lommel, en ook naar theoretische opbrengsten van de terreinen waar fytoremediatie zou moeten plaatsvinden. Daarnaast is een inventarisatie gedaan van wat er in de regio al verwerkt wordt om een beeld te krijgen van het totale potentieel.  

De diverse rapporten die in de literatuur of op internet te vinden zijn, blijken in het algemeen gebaseerd op potentiële opbrengsten en de statistiek. Daarbij is er vaak een verschil in scope. Zo is in het Biobased Innovations project (regio West Brabant) alleen naar de opbrengst van de belangrijkste landbouwgewassen gekeken, en is daarmee de omvang van de eventueel benutbare reststromen bepaald. Dat betekent dat dergelijke rapporten zeker aanvullende waardevolle informatie kunnen geven, maar dat daarbij kritisch gekeken moet worden naar de scope van de inventarisatie en de intentie waarmee die gegevens zijn verzameld. Cijfers en gegevens moeten dan vaak anders worden geïnterpreteerd, soms worden omgerekend of blijken minder bruikbaar.