Lommel - acceptatie

Het strategisch belang van het nieuwe bedrijventerrein Kristalpark III voor de verdere industriële ontwikkeling van de regio wordt duidelijk uit de beleidsnota 2008-2012 van de stad Lommel. “De aanleg van Kristalpark III is prioritair. De ontwikkeling van de strategisch gelegen 320 ha industriegrond is een sterk middel om nieuwe werkplaatsen te realiseren. De nagestreefde kwaliteit van fase I en II dient ook in fase III behouden te worden.”

Er zijn daarom plannen om het bijzonder plan van aanleg (BPA) opgemaakt voor het aangrenzende bedrijventerrein Kristalpark fase I over te nemen. Er worden daarbij ambitieuze voorwaarden gesteld. Het creëren van voldoende tewerkstelling is er daar één van. Zo zou er per hectare moeten gezorgd worden voor 15 bijkomende arbeidsplaatsen. Door het stadsbestuur werd de bezorgdheid geuit dat biomassaprojecten eerder zorgen voor een beperkte tewerkstelling. Het correct schatten van de verwachtte tewerkstelling is moeilijk. Het aantal directe arbeidsplaatsen dat gecreëerd wordt door de uitbating van klassieke ‘stand alone’ bio-energieproductie installaties is allicht eerder beperkt. Het ECP-concept wilt echter verder gaan en gaat op zoek naar synergie en hogere toegevoegde waarde. Er dient daarbij rekening gehouden met de indirecte jobs die lokaal gecreëerd worden, zowel op korte (productie en bouw) als op lange termijn (O&O, site-management,…). Het aantal jobs dat zo gecreëerd wordt groeit in functie van de complexiteit van een ECP en vraagt om een mix van competenties en opleidingsniveaus. De complexiteit van een ECP kan gradueel uitgebouwd worden, ‘verder bouwend op’ en vraagt om transitiemanagement.

Ook de mogelijke verkeersoverlast die gepaard gaat met het aan- en/of afvoeren van biomassastromen is een bezorgdheid. Gezien het bedrijventerrein ontsloten wordt door goede toegangswegen kan, mits aandacht voor de logistieke planning, transport door de nabijgelegen woonkern worden vermeden.

Ten slotte werd ook gevreesd voor geurhinder bij de opslag en verwerking van in hoofdzaak natte biomassastromen. Zoals vermeld zijn er plannen om het BPA van het aangrenzende bedrijventerrein Kristalpark I over te nemen. Hierin worden enkele uitbatingen, waaronder vergisting, uitgesloten. Binnen het ECP-concept, waarbij vooral gemikt wordt op de verwerking van lokale stromen, zijn het vooral de nattere stromen die vaak nog beschikbaar zijn en onvoldoende verwerkt worden. Vergisting is een belangrijk proces voor de verwerking van dergelijke natte biomassastromen. Het uitsluiten van een dergelijke technologie hypothekeert de kansen voor een lokaal ECP in belangrijke mate. Hoewel aandacht voor geurhinder steeds noodzakelijk is, is de uitsluiting van vergisting om die reden bediscussieerbaar. Enerzijds, omdat het industrieterrein zich op een voldoende afstand bevindt van de woonkern (ca. 5 km in vogelvlucht), anderzijds gezien een deel van het terrein 'Seveso' (zware industrie) is ingekleurd. Bovendien dienen zich technologieën aan om deze geurhinder zo veel mogelijk te vermijden en/of te beheersen (best beschikbare technologieën). Vanuit het ECP project werd daarom aangeboden om informatie te verstrekken rondom vergisting (technische, economische en duurzaamheidaspecten).

Duurzaamheid is een sleutelwoord in de beleidsnota van de stad Lommel. Voor de ontwikkeling van het Kristalpark III is dit niet anders. “De stad streeft, in samenwerking met de bedrijfswereld, ook in de toekomst naar nieuwe ontwikkelingen in het opwekken van groene energie, waardoor de stad zich duidelijk onderscheidt.” Er is dan ook voor gekozen om het Kristalpark III te ontwikkelen als CO2-neutraal bedrijventerrein. Dit betekent volgens het subsidiebesluit dat de bedrijven op het bedrijventerrein wat hun elektriciteitsverbruik betreft CO2-neutraal moeten zijn. Het realiseren van een CO2-neutraal bedrijven terrein is gekoppeld aan subsidies van overheidswege via het Ministerieel Besluit van 1 oktober 2007 houdende de uitwerking van de CO2-neutraliteit op de bedrijventerreinen.
De CO2-neutraliteit van een bedrijventerrein is echter niet gekoppeld aan de verplichting om lokaal groene energie te produceren. Het Besluit bepaalt immers “De bedrijven kunnen dus voldoen aan deze voorwaarde tot CO2-neutraliteit door hetzij groene stroom te verbruiken (ongeacht of zij deze zelf produceren of aankopen), hetzij door grijze stroom te verbruiken, maar de CO2-uitstoot van de productie daarvan te compenseren met emissiekredieten, of door een combinatie van beide maatregelen.” Het initiatief betreffende CO2-neutrale bedrijventerreinen creëert daardoor slechts in mindere mate een opportuniteit voor de lokale productie van bio-energie. Enerzijds omdat enkel het elektrisch verbruik in rekening wordt gebracht, een WKK-installatie wordt daardoor minder relevant. Anderzijds omdat de CO2 extern mag worden aangekocht, waardoor de noodzaak voor het zoeken naar lokale oplossingen verdwijnt.

Tot slot is ook de historische vervuiling met zware metalen in de Kempen regio een aandachtpunt in de beleidsnota. “De sanering met betrekking tot de historische vervuiling blijft een speerpunt.” Er gaat daarom aandacht naar de techniek van fytoremediatie waarbij het telen van lokale bio-energiegewassen tegelijkertijd gepaard gaat met de opname van zware metalen.