Stelling: Een ECP kan zich niet alleen afhankelijk maken van regionale biomassa. Regionale biomassastromen moeten kunnen worden aangevuld met geïmporteerde biomassastromen om een ECP te optimaliseren.
De voorstanders (grofweg 3/4 van de aanwezigen) vinden dat wanneer we biomassa maximaal willen inzetten ter vervanging van de geïmporteerde fossiele energiebronnen, dat deze omschakeling naar duurzame, hernieuwbare bronnen dan niet afgeremd mag worden door discussies rond regionaal versus geïmporteerd. Maar de regionale bronnen gaan wel voor. Een ECP moet je ontwerpen op basis van regionale biomassa, maar import kan belangrijk zijn om flexibiliteit te behouden (gezien de beperkte beschikbare biomassastromen in Vlaanderen en Nederland, veranderende toestanden, tijdelijke tekorten, seizoenseffecten, lokale opbrengstenschommelingen, etc.). Import moet dus kunnen maar het moet echt tot een minimum beperkt worden. Het eindresultaat moet energie-efficiënt zijn en de aanvulling kan als een bepaald type biomassa mist dat lokaal niet beschikbaar is. In feite zou het afstemmen van vraag en aanbod naar biomassa via ruimtelijke ordening mogelijk gemaakt moeten worden.
De tegenstanders (grofweg 1/4 van de aanwezigen) benadrukken dat een ECP geen optimale verwerking op grote schaal is, maar juist verwerking van regionale stromen. Men ziet juist meerwaarde voor lokale regionale valorisatie van biomassa: minder logistieke kosten, sluiten van regionale kringlopen. Anders moet je een ECP in de havens huisvesten. Door het importeren van biomassastromen ontstaan meer transportkosten en dat vindt men niet duurzaam. Een ECP moet je daar inplanten waar genoeg regionale biomassastromen zijn. De technologie moet worden aangepast aan wat lokaal beschikbaar is.