7.1 Biomassa karakteristieken

Het aanbod van biomassa betreft stromen van verschillende biomassavormen, zoals lignocellulose, oliegewassen, suiker/zetmeel, zaden, blad, algen en mest. De oorsprong van de biomassa kan in vier hoofdgroepen worden opgedeeld (Koppejan et al., 2009):

  1. biomassateelt: de biomassa wordt speciaal voor dit doel geproduceerd.
  2. primaire bijproducten: komen rechtstreeks vrij bij het telen van biomassa, zowel voor food als non-food doeleinden. Ook stromen die vrijkomen bij het onderhoud van natuur, bos en landschap (zoals snoeiresten van landschapselementen en bermgras) vallen onder de primaire bijproducten.
  3. secundaire bijproducten: komen vrij tijdens het verwerkingsproces van biomassa (bv. in de agro-food industrie).
  4. tertiaire bijproducten: komen vrij na het (jarenlang) gebruik van de biomassa voor een ander doel (bv. bouw- en sloophout).

Specifieke kenmerken van biomassa van speciaal belang voor de logistiek zijn een relatief hoog vochtgehalte, een lage bulkdichtheid, een variabele vorm en deeltjesgrootte en de afbreekbaarheid (met het risico van degradatie, ontbranding en schimmelvorming).

Speciaal voor biomassateelt en primaire bijproducten geldt dat de biomassa vaak volgens seizoensmatige patronen vrijkomt. Bovendien betreft het dan veelal kleine hoeveelheden, die verspreid liggen over een groot aantal locaties en op een zekere afstand van de finale verwerkingsplaats. Ook tertiaire bijproducten, zoals afvalhout, moeten meestal nog worden verzameld op een groot aantal verspreid gelegen locaties. Secundaire bijproducten bevinden zich al wel geconcentreerd op een bepaalde locatie, bv. bij een voedselverwerkende industrie.