Nevenstromen:
In biomassaprocessen ontstaan naast enkele hoogwaardige nevenstromen (bijvoorbeeld glycerine bij biodieselproductie) veel laagwaardige rest/nevenstromen, zoals:
- digestaat (waaruit nagenoeg alle fermenteerbare stof is verdwenen in het vergistingsproces);
- restwarmte (relatief lage temperatuur zodat het weinig geschikt is voor intensieve processen);
- zeefoverloop (moeilijk verteerbare organische fracties);
Dergelijke stromen hebben in het algemeen geen (of beperkte) waarde meer voor het proces waaruit ze voortkomen, maar de waarde kan veel hoger zijn voor een ander proces, eventueel na een tussenbewerking. Hierdoor ontstaat synergie in een cluster.